Waarom hard werken en je vroeg specialiseren helemaal geen recept voor succes is
Wat is beter: een specialist of een manusje-van-alles? Hoe eerder je je in iets specialiseert, hoe groter de kans op succes, is de heersende gedachte. Maar de mensen die zichzelf de tijd gunnen en hun horizon verbreden, maken betere carrièrekeuzes. En zijn ook nog eens beter in hun werk dan specialisten.
Een ding kunnen we beter maar meteen uit de wereld helpen: de 10.000 uur-regel.
Die regel – die behelst dat iedereen een expert kan worden in alles, mits hij of zij er maar tienduizend uur training in stopt, het liefst vanaf jonge leeftijd, en hoe meer hoe beter – is onzin. Onderzoeksjournalist David Epstein doet er in zijn nieuwe boek Range: Why Generalists Triumph in a Specialized World niet lang over om dat duidelijk te maken.
Natuurlijk, er zijn voorbeelden van mensen die zich op jonge leeftijd specialiseerden en uitgroeiden tot uitzonderlijke artiesten, sporters of wetenschappers. Tiger Woods kreeg als baby een putter van zijn vader, als peuter kwam hij op televisie, op zijn vierde versloeg hij getrainde volwassenen, daarna werd hij de beste golfer van de wereld. Maar wonderkinderen als Woods zijn de mediagenieke uitzondering.
Veel couranter, aldus Epstein, is het pad van tennisser Roger Federer. Federer is minimaal zo succesvol als Woods, maar over zijn sportopvoeding is vrij weinig bekend. Federer deed in zijn jeugd aan allerlei sporten, wilde met zijn vriendjes blijven spelen in plaats van in een hogere trainingsgroep, en koos pas relatief laat voor tennis als enige sport.
Epsteins boodschap: vroege specialisatie is niet nodig – die uren komen later nog wel. En tienduizend hoeven het er sowieso niet te zijn. De regel is Roger, niet Tiger.
Meer lezen?
Bekijk hier het originele artikel.